Natuurmonumenten beheert een groot deel van de gronden in Polders Oosterland Lappenvoort, naast andere gebiedspartners als Staatsbosbeheer en de Kraus-Groeneveld Stichting. Samen werken zij aan herinrichting van deze polders tot natuurgebied. Wat betekent dit voor de planten en dieren? Ecoloog Warner Reinink kan er uitgebreid over vertellen.
POL ligt op de kruising van twee natuursystemen: de benedenloop van de Drentsche Aa en de laagveengordel langs het zuiden van de stad Groningen. “De verwachting is dat het gebied door deze ligging een belangrijke rol zal spelen als tussenstation”, vertelt Warner. “Otters kunnen dan bijvoorbeeld vanuit het Zuidlaardermeergebied naar de Onlanden trekken. Bovendien worden de polders zelf een leefomgeving voor vele soorten.”
Gebied nog te droog
In het inrichtingsplan worden allerlei doelsoorten genoemd. Op dit moment komen die nog niet of nauwelijks voor. “We hebben het over ontwaterd veengebied. Dat is te droog voor de beschreven soorten”, zegt Warner. “Kijk bijvoorbeeld naar de witte kievitsbloem. Vroeger kwam die hier volop voor, maar het is een zeldzame soort geworden. De witte kievitsbloem heeft er baat bij als het hooiland in de winter en het vroege voorjaar overstroomt met beekwater. Deze situatie zal weer terugkeren na de inrichting. We hopen daarom dat deze bloem dan weer als vanouds gaat bloeien.”
Robuuste natuur
De doelsoorten vormen geen doel op zich, legt Warner uit. “De focus ligt op het herstellen van het systeem. Er worden geen specifieke maatregelen genomen voor bijvoorbeeld kattenstaart, een fraaie moerasplant. We willen dat Polders Oosterland Lappenvoort een robuust natuurgebied wordt. Dat wil zeggen een gebied met afwisselende natuur waar dieren zich gemakkelijk kunnen verplaatsen, en dat bestand is tegen natte en droge perioden. Door zoveel mogelijk variatie te creëren, vergroot je de kans dat verschillende soorten dieren en planten een plekje vinden.”
Meer natuurlijk waterpeil
De waterhuishouding in het gebied speelt in het herstel een sleutelrol. Hij vertelt over het centrale deel, dat ingericht wordt tot ‘dynamisch moeras’. “Er komt een meer natuurlijk waterpeil, waarbij het water hoger staat in de winter dan in de zomer. Als je gaat vernatten, weten vogels het gebied vrij snel te vinden. Ook droge periodes zijn belangrijk: in de zomer moet het droog zijn, zodat riet kan groeien. Ook andere soorten moerasplanten maken zaad in de droge nazomer. Als het zaad op droogvallende slikranden terecht komt, kunnen deze planten zich uitbreiden. Dus de afwisseling tussen nat en droog is belangrijk voor een gezond moerasgebied waar dieren en planten leven.”
Als de roerdomp tevreden is…
Nu is de ene doelsoort de andere niet. Zo stelt de roerdomp – een reigerachtige, geelbruine moerasvogel – hogere eisen aan zijn leefomgeving dan andere soorten. “De roerdomp heeft verschillende typen water en natuurlijke overgangen nodig, voor voedsel en om te rusten. Denk aan riet aan het water of grasland aan een rietstrook. Met die behoeften is rekening gehouden in het ontwerp. Als de roerdomp tevreden is, mag je zeker verwachten dat ook minder kritische soorten terugkeren.”
Mooie dingen
Warner hoopt dat na de inrichting een grotere soortenrijkdom ontstaat in Polders Oosterland Lappenvoort. Een plek waar de witte kievitsbloem, dotterbloem en gele lis volop bloeien en waar zeldzame vogels schuilen in het riet. “In het noorden zijn al herstelprojecten uitgevoerd, zoals in de Onlanden en het Zuidlaardermeergebied. Daar blijkt de natuur heel positief op te reageren. Het stemt mij hoopvol dat ook hier mooie dingen gaan gebeuren.”
Roerdomp in vlucht. Foto: Wilco van der Laan.